Denk buiten de buis: een interview met Edwin Griemink
Klimaatadaptatie: een aparte tak van sport
“Soms kleurt de klimaatstresstest donkerblauw. Op die plek is een groot risico op wateroverlast, nu en in de toekomst. Daar is het dus niet altijd verstandig om te bouwen. Maar als rioleur ga ik niet over de locatiekeuze of ruimtelijke ontwikkelingen. Wij komen als rioleurs pas later in beeld. Dan sta je vaak al met 1-0 achter.”
“Door de stresstesten hebben we nu inzichtelijk waar de mogelijke risico´s optreden. Niet alleen voor wat betreft wateroverlast, maar ook voor hitte en droogte. Alle ruimtelijke ontwikkelingen zouden in een zeer vroegtijdig stadium getoetst moeten worden aan de stresstest. Geef dat aan de voorkant mee aan ontwikkelaars, stedenbouwkundigen, (landschaps)architecten en ontwerpers.
Aan het woord is Edwin Griemink, beleidsmedewerker water en riolering van Gemeente Borger -Odoorn.
Waar de meeste gemeenten klimaatadaptatie beleidsmatig en financieel in het Gemeentelijk Rioleringsplan opnemen, koos Edwin voor een heel andere aanvliegroute. Zijn motto: maak er een aparte tak van sport van, zodat het de aandacht krijgt die het verdient! Lees verder over hoe hij tegen klimaatadaptatie aankijkt, hoe hij het in Borger-Odoorn op de agenda heeft gezet en in de organisatie heeft gepositioneerd.
De trits: weten willen werken
“Het begint met weten: je moet wéten wat er aan de hand is en waar de klimaateffecten gaan optreden. Theoretisch weten wij dat nu, want we hebben een stresstest gedaan die dat weergeeft. De informatie uit de stresstest moet goed geïnterpreteerd worden en getoetst worden aan de werkelijkheid. De stresstest is eigenlijk een continu proces en moet, naast de herziening 1x in de zes jaar, ook meebewegen met klimaatontwikkeling en gemuteerde/aangepaste ruimtelijke omgeving.
Als rioleur zit het wel goed met dat weten: we zijn opgeleid om in risico’s te denken: waar gaat het fout en hoe zorg ik ervoor dat ik in control bent? Onze opdracht is om de rioolbuis zo te dimensioneren dat dat deze een regenbui van 30 millimeter per uur kan verwerken. De buis groter maken kan technisch wel, maar is bijna nooit betaalbaar en/of doelmatig. Valt er meer dan 30 millimeter, dan moet er een oplossing buiten de buis gevonden worden, bijvoorbeeld op het maaiveld bovengronds, in de vorm van waterberging. En nu komt het: daar gaat de rioleur primair niet over! We kunnen wel wat overtollig water infiltreren, maar dan houdt het op.
Klimaatadaptatie gaat over veel vakgebieden en is daarom geen klusje van één persoon binnen de organisatie. Je hebt je collega’s keihard nodig, omdat je al snel op het domein komt van de beheerders, ontwerpers, adviseurs die allen in dezelfde openbare ruimte werken. Zij zijn niet allemaal bekend met de resultaten van de stresstest. De rioleur heeft daar een hoop missiewerk te doen.
Edwin geeft aan dat na het weten het willen volgt: wat is je ambitie? “Je moet het gesprek intern voeren over welke overlast je acceptabel vindt. Waar wel en waar niet en wat heb je daar financieel voor over? Op basis daarvan kun je je doelen bepalen.
Tot slot het werken. Hoe vertaal je de klimaateffecten naar werkprocessen in andere vakgebieden? Bijvoorbeeld: de wegbeheerder kan bij vervanging van de straat de weg lager aanleggen dan het huidige wegpeil. Zo fungeert bij extreem weer de weg als bergingsruimte voor overtollig water. Ook kan hij klinkers in plaats van asfalt gebruiken, want bij klinkers kan er meer water tussen de stenen door infiltreren in de bodem. En als er dan ook nog wordt gekozen voor een lichte kleur klinker, in plaats van zwart asfalt, heeft dat ook een positief effect op hittestress.”
Edwin geeft aan dat zijn advies niet is om vanaf nu overal rücksichtslos wegen lager aan te leggen of altijd klinkers te gebruiken. “Je moet er geen dogma van maken. Dat is in bepaalde situaties veel te kostbaar. Bij een maximumsnelheid harder dan 30 km per uur heeft snelheid en materiaalgebruik effect op de geluidsbelasting, wat weer een andere vorm van overlast kan veroorzaken. Je moet je bewust zijn van de effecten en daar een afgewogen keuze in maken.”
Edwin noemt als voorbeeld van hoe DPRA vertaald kan worden: “De functie ‘woonerf’ en 30 km heb ik genoemd om als vuistregel te hanteren voor materiaalgebruik en inrichting in relatie tot hittestress. Je hebt geen hittestress wanneer jij de keuze hebt om wel of niet in de schaduw of zon te lopen. Je hebt eerder hittestress rondom je woning omdat je hier geen keuzemogelijkheid hebt. Aangezien snelheid gerelateerd is aan (woon)functie lijkt mij dit een goede vuistregel.”
Zijn pleidooi is: pak de stresstest erbij, denk erover na en maak telkens een bewuste afweging. Een ander voorbeeld is dat de groenbeheerder in een gebied met wateroverlast rekening kan houden met de bomen- of plantenkeuze en biodiversiteit. Of een verkeerskundige die drempels neerlegt op een plek waar het als obstakel voor water kan dienen of juist de stroombanen kan geleiden. Vanuit riolering geeft Edwin steeds aan hoeveel er in de buis kan, hoeveel overtollig water er in de openbare ruimte een plek moet krijgen en waar het mis kan gaan. Daarna moet een ander vakgebied het stokje overnemen om uiteindelijk een integrale oplossing te realiseren.
Klimaatadaptatie is beter af bij programma Duurzaamheid
“Dat is precies waarom DPRA niet in het GRP hoort. Geen gemakzucht, maar om een écht goede, brede en realistische oplossing te realiseren. Een centrale ‘aanjager’, een functionaris, binnen de organisatie zou dan een goede stap zijn. Maar iedereen moet het persoonlijk blijven vertalen naar het eigen vakgebied. Dit onderwerp verdient het om een serieuze plek te krijgen binnen de organisatie. Tot nu toe heb ik de interne bewustwording, ook bij het management, heel positief ervaren. Maatregelen tegen hittestress mag je bovendien niet eens uit de rioolheffing financieren en ik heb er ook geen verstand van.”
Edwin Griemink heeft de stappen en uitdagingen van de DPRA -ambities gepresenteerd aan het management en samen is gekeken waar DPRA allemaal invloed op heeft. “Samen ‘buiten de buis’ denken, oplossingen verzinnen en tekeningen bekijken van wegverlagingen, drempels of plateaus voor waterbeheer. Dat geeft het management ook een goed beeld. En als je het er over hebt, dan komt het besef ‘dit is meer dan water’. Het gaat ook om droogte en hitte. De uitdaging was dit besef te creëren. De echte zoektocht zat hem daarna, in het bepalen van de functie en taken. In feite komt er een extra taak binnen de organisatie bij.”
Om dit op een rij te zetten, heeft Borger-Odoorn een bureau ingehuurd. Dat bureau heeft een aanvliegroute geformuleerd. “In dat advies zat ook een aanbeveling over FTE’s. Je moet beleid maken, financiering hebben, structurele taken uitvoeren zoals stresstesten om de 6 jaar herzien en alles in de werkprocessen borgen. Ze schatten, in plaats van de kosten voor maatregelen, juist de klimaatschade in. Kijk maar eens op klimaatschadeschatter. Zo wordt inzichtelijk wat er gebeurt als je niets doet.”
“Het pijnpunt met DPRA is het niet goed kunnen koppelen aan eigen projecten; het ontbreekt aan concreet besef wát je allemaal kunt doen. Je zou concrete voorbeelden moeten delen, best practices laten zien, intervisie tussen gemeenten en niet alleen riolering, maar met álle vakdisciplines. Dat is echt een rol van de samenwerking binnen SNV en daarbuiten. Daarom ben ik blij met die samenwerking; het is mijn connectie met de buitenwereld.”
Werken in het verlengde van de natuur
“De kern van het verhaal: werk met de natuurlijke principes mee. Dat is nodig met klimaatadaptatie. Water stroomt altijd naar het laagste punt. Daar hoef je geen hydroloog voor te zijn om dat te snappen. Denk 3D: door gebruik te maken van natuurlijke hoogtes en laagtes, bodemkenmerken en oorspronkelijke water- en groenstructuren, werk je in het verlengde van de natuur. Dat sluit aan bij de ruimtelijke kwaliteit van het gebied,” sluit Edwin af.